DEPRESSIE

Depressiviteit is een vaak voorkomende aandoening. Er zijn volgens onderzoeken ongeveer 850.000 mensen met depressieve klachten in Nederland. Jaarlijks krijgen ruim 285.000 volwassenen voor het eerst een depressie. Bij vrouwen komt depressiviteit twee maal vaker voor dan bij mannen.

VORMEN VAN DEPRESSIVITEIT 
Er worden verschillende vormen van depressiviteit onderscheiden. De meest voorkomende vorm is de gewone depressie, die ook wel unipolaire depressie wordt genoemd. Hierbij is er alleen sprake van depressieve symptomen. 

Bij een bipolaire stoornis, beter bekend als manische depressiviteit, worden perioden van depressiviteit afgewisseld met perioden van overactiviteit en opwinding (manie). 
Men spreekt van dysthymie, als er sprake is van langdurig bestaande klachten zoals bij de "gewone” depressiviteit, maar in veel lichtere mate. 
Een postnatale of postpartum depressie kan optreden bij een moeder direct na de bevalling. Wisselende stemmingen en heviger emoties zijn normaal na een bevalling: er wordt pas bij klachten die enkele weken blijven bestaan van een depressie gesproken. Hier ligt de oorzaak in de grote hormonale veranderingen in het lichaam na de bevalling. 
Tenslotte is er de winterdepressie. Een aantal mensen is zeer gevoelig voor het gebrek aan daglicht in de wintermaanden, waardoor depressieve klachten kunnen optreden. Lichttherapie is hier de aangewezen behandeling. 

SYMPTOMEN
De criteria voor een depressieve episode zijn: Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren; ten minste een van de symptomen is ofwel depressieve stemming, ofwel verlies van interesse of plezier. 

Duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit subjectieve mededelingen of uit observatie door anderen). 
Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit subjectieve mededelingen (bijvoorbeeld voelt zich verdrietig of leeg) ofwel observatie door anderen (bijvoorbeeld lijkt betraand). N.B.: Kan bij kinderen of adolescenten ook prikkelbare stemming zijn. 
Duidelijke gewichtsvermindering zonder dat dieet gehouden wordt of gewichtstoename (bijvoorbeeld meer dan vijf procent van het lichaamsgewicht in één maand), of bijna elke dag afgenomen of toegenomen eetlust. N.B.: Bij kinderen moet gedacht worden aan het niet bereiken van de te verwachten gewichtstoename. 
 (slapeloosheid) of hypersomnia (overmatige slaap en slaperigheid) bijna elke dag. 
Psychomotorische agitatie of remming (waarneembaar door anderen en niet alleen maar een subjectief gevoel van rusteloosheid of vertraagdheid), bijna elke dag. 
Moeheid of verlies van energie, bijna elke dag. Gevoelens (die waanachtig kunnen zijn) van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens (niet alleen maar zelfverwijten of schuldgevoel over het ziek zijn), bijna elke dag. 
Verminderd vermogen tot nadenken of concentratie of besluiteloosheid (ofwel subjectief vermeld ofwel geobserveerd door anderen), bijna elke dag. 
Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees dood te gaan), terugkerende suïcide-gedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn, of een suïcidepoging of een specifiek plan om suïcide te plegen. 
De symptomen voldoen niet aan de criteria voor een gemengde episode. 
De symptomen veroorzaken in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen. 
De symptomen zijn niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld hypothyroïdie = verlaagde schildklierwerking). 

De symptomen zijn niet eerder toe te schrijven aan een rouwproces, dat wil zeggen na het verlies van een dierbaar persoon zijn de symptomen langer dan twee maanden aanwezig geweest of zijn zij gekarakteriseerd door duidelijke functionele beperkingen, ziekelijke preoccupatie met gevoelens van waardeloosheid, suïcide-gedachten, psychotische symptomen of psychomotorische remming.

OORZAKEN
Meerdere lichamelijke factoren zijn beschreven die kunnen bijdragen aan het ontstaan van een depressie. Moderne medicijnen tegen depressie zijn er op gericht om de werking van serotonine in de hersenen te versterken. Serotonine is een zogenaamde neurotransmitter, een stof die door zenuwcellen wordt gebruikt om signalen over te dragen. Er zijn diverse aanwijzingen dat bij op zijn minst een deel van de personen met depressie een verminderde werking van serotonine bestaat. In het lichaam wordt serotonine gevormd uit het aminozuur tryptofaan. Opvallend is dat in onderzoek werd gevonden dat bij personen die een depressie hadden doorgemaakt, en daarvan genezen waren, een vermindering van de hoeveelheid tryptofaan in de voeding leidde tot terugkeer van depressieve symptomen. Bij mensen die niet gevoelig waren voor het optreden van depressies gebeurde dit niet.

Cortisol is een hormoon dat door de bijnieren wordt geproduceerd. Bij sommige mensen met een depressie en bij personen die recent een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt wordt een verhoogde concentratie cortisol in het bloed gevonden. Ook bij personen die langdurig een sterke stress ervaren wordt een hogere cortisolspiegel aangetroffen. Een verhoogde cortisolspiegel kan leiden tot een lagere beschikbaarheid van tryptofaan, wat de productie van serotonine kan remmen. Bij sommige personen wordt een lagere hoeveelheid tryptofaan in het bloed gevonden zonder dat er sprake is van een verhoogde cortisolspiegel. Dit duidt er op dat er nog een andere invloed bestaat. Nieuwe inzichten wijzen hierbij naar het immuunsysteem.

Al langer is bekend dat bij personen met lichamelijke aandoeningen vaker depressiviteit voorkomt. Dit werd eigenlijk altijd gezien als een psychisch gevolg van de lichamelijke klachten, maar op dit moment wordt veel onderzoek gedaan naar activatie van het immuunsysteem als (mede)oorzaak van depressiviteit. Bepaalde stoffen die vrijkomen bij activatie van het immuunsysteem, zoals interleukine 2 (IL-2), TNF-alfa en interferon gamma, activeren een enzym (indolamine 2,3-dioxygenase) dat tryptofaan afbreekt.

Op deze wijze kunnen lichamelijke aandoeningen dus ook direct leiden tot een lagere beschikbaarheid van tryptofaan voor de vorming van serotonine. Daarnaast zijn ook andere effecten van activatie van het immuunsysteem beschreven die depressiviteit kunnen beïnvloeden, zoals activatie van glutamaatreceptoren in de hersenen, wat op de lange termijn kan leiden tot beschadiging van zenuwcellen.

Samenvattend kan gesteld worden dat een verminderde aanmaak of werking van serotonine een centrale rol speelt bij depressiviteit. Verschillende factoren kunnen de beschikbaarheid van serotonine verlagen, zoals een verhoogde cortisolspiegel of activatie van het immuunsysteem. Zoals gezegd hoeft een verlaagde beschikbaarheid van serotonine niet bij iedereen tot depressiviteit te leiden: er lijkt een individuele gevoeligheid te bestaan voor het optreden van depressies. Een dergelijke gevoeligheid kan genetisch bepaald zijn.

Voedingssupplementen kunnen in bepaalde gevallen de "zwakke” genetische eigenschappen ondersteunen. Daarnaast zal een gerichte behandeling van mede bestaande lichamelijke klachten kunnen helpen om activatie van het immuunsysteem te verminderen en zo de productie van serotonine minder te belemmeren.

VOEDING EN SUPPLEMENTEN
Onderzoek toont aan dat er een individuele gevoeligheid voor het optreden van depressiviteit bestaat bij sommige personen. Het juiste gebruik van voeding en voedingssupplementen kan de effectiviteit van de behandeling verhogen door deze gevoeligheid te compenseren als alternatief voor medicatie. Begeleiding door een deskundige is hierbij altijd noodzakelijk.