INTOLERANTIES
FRUCTOSE INTOLERANTIE
Fructose is een monosaccharide en zoetmaker in de meeste frisdranken (fructosesiroop uit mais of HFCS) en gezoete voedingswaar dat voor behoorlijk wat darmproblemen kan zorgen. Een deel van de fructose die zich in de dunne darm bevindt, wordt opgenomen in de bloedbaan om door de lever omgezet te worden in glucose om dan als glucogeen opgeslagen in de lever (de hoogste concentratie) en in de spieren (de grootste hoeveelheid), waar het wordt gebruikt als makkelijk aanspreekbare energievoorraad.
Normaal gezien wordt fructose via een speciaal transporteiwit in de
darmwandcellen opgenomen. Wanneer dit eiwit niet aanwezig is, komt de niet
opgenomen fructose in de dikke darm terecht. In de dikke darm wordt fructose
dan snel gefermenteerd door de daar aanwezige darmflora (darmbacteriën).
Hierbij ontstaan zuren en gassen, zoals koolzuurgas en waterstofgas. Deze
gassen zorgen voor de nodige problemen zoals buikpijn, krampen en
winderigheid.
Van belang bij een fructose-malabsorptie is de drempelwaarde of de hoeveelheid
waarbij geen klachten optreden. Dit kan onderling sterk variëren, bij sommigen
is dit minder dan 1 gram, terwijl anderen probleemloos 20 gram kunnen
eten.
Inuline kan niet gebruikt worden bij personen met fructose-malabsorptie. In
tegenstelling tot wat de meeste mensen denken bevat fruit fructose én glucose.
Tarwe is rijk aan fructose net als artisjok, asperge, ui, prei, kokosnoot en
honing. Een glutenvrij dieet helpt om de hoeveelheid fructose te verminderen.
In het algemeen kan gesteld worden dat een frisdrank- en glutenvrij dieet de
hoeveelheid gluten met meer dan drie vierde reduceert.
SYMPTOMEN
Een fructose-malabsorptie gaat gepaard met verlaagde tryptofaan, foliumzuur en
zinkwaarden. De symptonen zijn diarree, pijnlijke maag (t.g.v. spasmen) ,
gasvorming (soms met pijn in de borststreek), ijl hoofd, pijnlijke ogen,
vermoeidheid en depressie.
Volgens onderzoekers van de universiteit van Innsbruck, komen fructose
malabsorptie en verlaagde foliumzuur waarden voor bij 35% van de westerse
bevolking en het vaakst bij veertigplussers.
TEST
Fructose intolerantie/malabsorptie wordt aangetoond met de
waterstof-uitademingstest, vergelijkbaar met lactose-intolerantie. Het lichaam
maakt zelf geen waterstof aan. Alle waterstof in de uitademingslucht komt dus
van de afbraak van suikers door de darmflora.
Prikkelbare darm syndroom
Er is een direct verband tussen het prikkelbare darm syndroom (IBS) en fructose
malabsorptie. Een studie van Young K. Choi, M.D., gastroenterologist aan de
universiteit van Iowa toonde aan dat tussen 30% en 60% van de mensen met IBS
problemen hebben met fructose en dat deze problemen verdwijnen na het
elimineren van deze stof.
DEPRESSIE
Fructose malabsorptie wordt door diversen onderzoeken in verband gebracht met
een verstoring van het tryptofaan metabolisme, met lage tryptofaan waarden tot
gevolg. Tryptofaan is nodig voor de omzetting van 5-HTP tot serotonine (5-HT).
65% van de deelnemers met een depressieve stoornis, hadden een onderliggende
fructose malabsorptie.
DIKMAKER
Fructose heeft 1,7 keer meer zoetkracht dan gewone suiker en veroorzaakt geen
insuline respons. Als de glycogeenspiegels verzadigd zijn wordt fructose niet
langer omgezet in glycogeen maar in vet en cholesterol. Volgens onderzoekers is
fructose dan ook de best verborgen oorzaak van zwaarlijvigheid en een hoge
cholesterol. Het omzetten in glucose gaat moeizaam en kost veel nutriënten.
Deze omzetting gebeurt uitsluitend in de lever, waardoor fructose een
belastende stof is die veel van het lichaam vraagt. Fructose maissiroop of HFCS
is het meest gebruikte zoetmiddel in frisdranken en andere gezoete
voedingsproducten.
GLUTENINTOLERANTIE
Gluten zijn eiwitten in graansoorten. We spreken beter
van gliadines, een van de twee eiwitten van gluten, aangezien deze de problemen
veroorzaken. Gliadines worden aangetroffen in:
- tarwe (hoogste concentratie gluten)
- gerst
- kamut
- rogge
- spelt (laagste concentratie gluten)
Haver wordt afgeraden omdat het vaak gecontamineerd is met tarwe. Wil men zeker
spelen dient op de verpakking de vermelding "glutenvrij" te staan.
Waarom komt glutenintolerantie of allergie zo vaak voor
Deze vraag kan alleen hypothetisch
beantwoord worden. De mensheid is pas een goede 5000 jaar geleden begonnen met
het consumeren van gluten en niet-humane melk. Daarvoor maakte het
nomadenbestaan het cultiveren van gewassen en het houden van gedomesticeerde
dieren overbodig. Als we ervan uitgaan dat het menselijk genoom (de verzameling
van al het menselijk genetisch materiaal) van de Homo Sapiens welgeteld 0,5%
verandert op een miljoen jaar, is het niet verwonderlijk dat gluten een
probleem vormen. Gluten is namelijk het meest complexe voedingsbestanddeel dat
we kennen in onze dagdagelijkse eetpatroon en behoeft tientallen (werkende)
enzymen om volledig opgenomen te kunnen worden. Het voornaamste probleem met
gluten is dat bij het ontbreken van een of meerdere enzymen gluten plots een
agressor wordt, die schade aanbrengt aan het lichaam. Een mooi voorbeeld is
coeliakie, waarbij de ontbrekende factor gluten transformeert in een stof die
de darmwand gaat aantasten. Iets soortgelijks maar klinisch minder
waarneembaar doet zich voor bij een glutenintolerantie. Hier vormen de
ontbrekende enzymen ook de factor die het gastro-intestinale systeem gaan
aantasten, maar de problematiek is minder waarneembaar, althans volgens de
gangbare reguliere normen. In praktijk doet zich een cascade van biochemische
reacties voor, die voor een aanzienlijk deel aansprakelijk zijn voor het
ontstaan van allergische en neurologische klachten.
Een tweede element is dat landbouwer's na de eerste wereldoorlog de
graangewassen, met i.h.b. tarwe handmatig zijn gaan selecteren op de
glutenconcentraties. Hoe meer gluten, hoe beter de kwaliteit van het brood en
hoe hoger de prijs. De huidige tarwegewassen bestemd voor bloem, bevatten tot
20 keer meer gluten concentraties dan 100 jaar geleden. Men kan dus stellen dat
de tendens van de laatste 100 jaar om gluten te vermenigvuldigen niet gelijk
loopt met de capaciteit van het menselijk lichaam om gluten te verwerken. Deze
stelling wordt beaamd als men er de statistieken gaat bijhalen. Volkeren met
een matige of zo goed als geen consumptie van gluten (Eskimo's, Ethiopiërs)
kennen bijna geen coeliakie. Net als niet-melk consumerende volkeren bijna geen
borstkanker ontwikkelen.
Glutenintolerantie kan aangeboren zijn of verworven. Gaan we dan de factoren
bekijken die deze verworvenheid in de hand werken, zien we dat vooral de
concentratie en de hoeveelheid gluten de voornaamste factor is. Ieder individu
heeft een ingebouwde DNA code die bepaalt hoeveel gluten er kunnen verwerkt
worden. Overschrijdt men gedurende langere periode meermaals deze grenswaarde, bepaalt
een andere factor, namelijk de predisponitie (voorbestemdheid) of iemand al dan
niet gluten-intolerant wordt.
Coeliakie komt vier keer meer voor in 2009 dan in 1948/1954
Men heeft het (ingevroren) bloed van 9000 Amerikaanse soldaten van de periode
1948-1954 vergeleken met bloedonderzoek van 12.000 Amerikaanse soldaten in 2009
met dezelfde leeftijd. Er werd getest op de tissue transglutaminase IgA
antilichamen (TTG/IgA).
Van de periode 1948-1954 hadden 0,2 % van de soldaten ongediagnosticeerde coeliakie
tegenover 0,9% in 2009. Een stijging met 450%.
Hiermee in tevens aangetoond dat coeliakie tegenwoordig niet meer voorkomt
omdat de diagnoseprocedure zou verbeterd zijn. Voor elke coeliakie patiënt zijn
er ongeveer 30 mensen met glutenovergevoeligheid. Er zijn meer dan 200
ongewenste biologische reacties bekend die het gevolg zijn van het consumeren
van gluten.
Glutenvervangers
- mais
- gierst
- haver (met de vermelding "glutenvrij" op de verpakking
- rijst
- teff
- quinoa
- lijnzaad (om toe te voegen aan het brood)
- boekweit
- sojameel
- aardappelmeel Glutenvrije bloem
Bron Pubmed
COELIAKIE
Coeliakie is een intolerantie voor gluten. Gluten is
een graaneiwit en komt voor in tarwe, rogge, gerst, haver spelt en kamut. Bij
mensen met coeliakie veroorzaakt voedsel dat gluten bevat beschadiging van het
slijmvlies van de dunne darm. Daardoor kan de darm zijn werk niet goed meer
doen. Een gezonde dunne darm heeft aan de binnenkant een groot aantal darmplooien
met daarop darmvlokken (villi), die samen een enorm oppervlak voor
voedselopname vormen. De darmvlokken van een coeliakiepatiënt kunnen geen
gluten verdragen. Gluten beschadigen het dunne darmslijmvlies, waardoor een
slechte opname van bouwstoffen uit de voeding kan ontstaan. Het lichaam heeft
deze bouwstoffen nodig om normaal te kunnen functioneren en bij kinderen tevens
om te groeien. Haver en haverproducten worden afgeraden vanwege het hoge risico
op contaminatie met glutenbevattende granen tijdens productie.
Mogelijke symptomen zijn:
• chronische diarree
• verstopping
• afwijkend ontlastingpatroon
• smeuïge, stinkende ontlasting
• overmatige ontlasting (zogenaamde remsporen)
• depressiviteit
• opgeblazen gevoel
• buikpijn
• misselijkheid
• gewichtsverlies
• winderigheid
• botontkalking
• bloedarmoede
• vermoeidheid
• humeurigheid
• onvruchtbaarheid
• miskramen
• neurologische afwijkingen
Het vóórkomen en de ernst van bovengenoemde symptomen variëren van persoon tot
persoon en zijn niet altijd gerelateerd aan het maag-darmkanaal. Sommige
symptomen kunnen worden verward met prikkelbaar darmsyndroom (PDS) of een
tarwe-allergie. Ook worden deze symptomen vaak gerelateerd aan stress of zelfs
ouderdom.
In tegenstelling van wat er altijd gedacht wordt, is het niet zo dat iemand met
coeliakie altijd ondergewicht of ongewenst gewichtsverlies heeft: de meesten
mensen hebben een normaal gewicht of zelfs overgewicht wanneer de diagnose
wordt gesteld.
Bij baby's kunnen klachten van het maag-darmkanaal optreden wanneer overgegaan
wordt van borstvoeding naar introductie van gluten vanaf de zesde levensmaand.
Denk hierbij aan het geven van een 'broodkorst', pap op basis van
tarwebloem.
Andere symptomen bij jonge kinderen kunnen zijn:
• opgezette buik
• dunne armen en benen
• achterblijven in gewicht en groei
• blijvend gewichtsverlies
• huilerigheid
• vertraagde puberteit
• bloedarmoede
• afwijkingen aan het tandglazuur
• aften in de mond
LACTOSE INTOLERANTIE
Koemelk intolerantie
oftewel lactose intolerantie is een tekort of ontbreken van het enzym lactase.
We onderscheiden 2 soorten lactoseintolerantie Aangeboren (congenitale) en
erworven intolerantie Aangezien in ons westers voedingspatroon in veel
producten (verborgen) melk of melk-bestanddelen zijn verwerkt is
lactose-intolerantie een erg lastig fenomeen.
WAT IS LACTASE
Het enzym lactase splitst lactose, ofwel melksuiker, in glucose en galactose.
Melksuiker is een dubbele suiker, een disaccharide, die een normaal
bestanddeel is van melk van zoogdieren. Het menselijk lichaam splitst deze
dubbele suiker in twee afzonderlijke, enkelvoudige suikers. Deze splitsing
komt tot stand door de werking van het enzym lactase. Dit enzym wordt in het
menselijk lichaam in de darm geproduceerd door daar aanwezige bacteriën.
MATE VAN TOLERANTIE
De mate waarin mensen lactose kunnen verdragen
verschilt per persoon.
Een aantal mensen is niet, of onvoldoende, in staat melksuiker in het darmkanaal af te breken. De onverteerde melksuiker ondergaat vervolgens gistingsprocessen, wat meestal spijsverteringsklachten als gevolg heeft. Het meest bekend is wellicht de lactose-intolerantie, het niet in staat zijn melksuiker af te breken met een allergische reactie als gevolg. Zeer veel mensen ondervinden een belasting van lactose, zij zijn slechts in staat een kleine hoeveelheid melksuiker te verwerken en zijn zich meestal niet bewust dat klachten die zij hebben afkomstig zijn van een maaltijd die relatief veel melksuiker bevat.
SYMPTOMEN VAN LACTOSE INTOLERANTIE
De meest voorkomende klachten van het onvoldoende verteren van melksuiker zijn
darmkrampen, darmgassen, diarree en huidproblemen. Een zeer groot gedeelte van
wereldbevolking verliest tussen het derde en het vijfde levensjaar het vermogen
om melksuiker voldoende te verteren. Bijna alle mensen, ouder dan drie jaar,
uit de niet westerse landen is onvoldoende instaat melksuiker af te breken.
Voor volwassenen uit westerse landen geldt een percentage van 15%. Mogelijk
heeft u een lactose-intolerantie en verdraagt u geen lactose (melksuiker).
Lactose gehalte van voedingsproducten
Product
|
Lactose g per 100g
|
Gemiddelde portie grootte
|
Lactose g per portie
|
Volle melk
|
4.8
|
200 ml
|
9.9
|
Halfvolle melk
|
5.0
|
200 ml
|
10.34
|
Magere melk
|
5.0
|
200 ml
|
10.31
|
Geitenmelk
|
4.4
|
200 ml
|
9.07
|
Drinkyoghurt
|
2.8
|
200 ml
|
5.6
|
Volle Yoghurt
|
4.7
|
150 ml
|
7.05
|
Magere Yoghurt
|
4.6
|
150 ml
|
6.9
|
Volle Kwark
|
3.3
|
60 grams
|
1.98
|
Magere kwark
|
3.1
|
60 grams
|
1.86
|